heel – stuk heen - terug heet – koud arm – rijk been - arm op – onder uit – in voor - na dag – nacht dames - heren dood – leven dorp – stad pech - geluk hand – voet honger – dorst ingang – uitgang kind – volwassene lawaai – stilte lengte – breedte liefde - haat man – vrouw meneer - mevrouw nacht – dag neef – nicht ochtend – avond middag - ochtend onderkant – bovenkant oom – tante vriend – vijand winst – verlies winter - zomer zon – maan oorlog – vrede opa – oma ouders - kinderen succes - mislukking voordeel – nadeel voorjaar – najaar voorkant – achterkant

vraag – antwoord recht – krom rond – vierkant samen – alleen scherp – bot schoon – vuil vies - schoon zon – schaduw zonsopgang – zonsondergang aandoe – uitdoen aankleden – uitkleden beginnen – stoppen bang – dapper ziek – gezond zoet – zuur zon – maan zwaar – licht zwak – sterk achternaam – voornaam alles – niets begin - einde vorige – volgende vroeg – laat beter – slechter vol – leeg voor – tegen voor - na boven – beneden droog – nat druk – stil rustig - druk duur – goedkoop eenvoudig – ingewikkeld maximaal – minimaal vlug – langzaam wijs – dom zacht – hard

vroeger – later vuil – schoon warm - koud weinig – veel binnen – buiten blij – verdrietig bot – scherp binnenkant – buitenkant binnenland – buitenland broer – zus praten – zwijgen slagen – zakken slapen – wakker zijn staan – zitten stijgen - dalen stoppen – doorgaan trouwen - scheiden uitdoen - aandoen vergeten – herinneren dichtbij – veraf in – uit op – af branden – blussen delen – vermenigvuldigen drijven – zinken eten – drinken geven – krijgen nemen - geven groeien – krimpen inpakken – uitpakken komen - gaan kopen – verkopen leven – sterven lukken – mislukken onthouden - vergeten openen – sluiten optellen – aftrekken

vriezen – dooien winnen – verliezen zitten – staan aan - uit achter – voor daarna – daarvoor leven – dood licht – donker onder - boven plus – min precies – ongeveer raak – mis breed – smal licht – zwaar links - rechts los – vast lui – ijverig slim – dom toekomst – verleden vandaag – morgen gisteren - vandaag veel – weinig verdrietig – blij dag – nacht dapper – bang dicht – open dichtbij – veraf dik – dun donker – licht binnen – buiten boven – beneden boven - onder smal – breed soms – altijd vaak - soms sterk – zwak stout – lief strak – los vet – mage

hier – daar meest – minst min – plus modern – ouderwets moeilijk – makkelijk nieuw – oud hierna – hiervoor hoog – laag half – heel hard – zacht meer – minder noord – zuid nu – straks expres – per ongeluk mooi – lelijk nacht – dag nat – droog netjes – rommelig niet – wel fijn – grof oud – jong nieuw - oud overdag – ’s nachts slap – stijf juist – onjuist langzaam – snel later - nu omhoog – omlaag oost – west kapot - heel klein – groot gierig – gul oorlog - vrede glanzend – dof goed – fout op tijd – te laat open – dicht openbaar – privé knap – dom kort - lang eerste – laatste ergens – nergens later – vroeger horizontaal – verticaal houden van – haten interessant – saai aanwezig – afwezig actief – passief altijd – nooit soms - altijd andere – dezelfde groot – klein haat – liefde verhogen – verlagen vinden – verliezen leeg – vol lekker – vies lelijk – mooi leuk – vervelend slecht - goed goedkoop – duur ja - nee jong – oud makkelijk – moeilijk mals – taai mannelijk – vrouwelijk koud – warm laag – hoog verleden – toekomst vers – oud slordig – netjes lekker - vies

glanzend – dof goed – fout op tijd – te laat open – dicht openbaar – privé knap – dom kort - lang eerste – laatste ergens – nergens later – vroeger horizontaal – verticaal houden van – haten interessant – saai aanwezig – afwezig actief – passief altijd – nooit soms - altijd andere – dezelfde groot – klein haat – liefde verhogen – verlagen vinden – verliezen leeg – vol lekker – vies lelijk – mooi leuk – vervelend slecht - goed goedkoop – duur ja - nee jong – oud makkelijk – moeilijk mals – taai mannelijk – vrouwelijk koud – warm laag – hoog verleden – toekomst vers – oud slordig – netjes lekker - vies